Patiënten informatie folder: Everolimus mamma carcinoom

Inhoudsopgave & acties
Acties

Algemene inleiding

De informatie in dit document is bedoeld als aanvulling op de informatie die u al heeft gekregen van uw behandelend internist-oncoloog en de oncologieverpleegkundige. Het is bekend dat veel van de informatie die u tijdens de eerste gesprekken over uw ziekte en de behandeling krijgt verloren gaat, en dat de vragen over behandeling en mogelijk bijwerkingen meestal later komen. U kunt de informatie thuis rustig nalezen om u voor te bereiden op de behandeling die u gaat krijgen. Vragen kunt u stellen bij een volgend bezoek aan de polikliniek of via de uitgereikte telefoonnummers.

Wat is doelgerichte therapie

Bij doelgerichte therapie worden er medicijnen gegeven om kankercellen te doden of de groei ervan te remmen. Deze medicijnen richten zich op specifieke eigenschappen van kankercellen. Dit doen ze door de werking van bepaalde eiwitten van de kankercel te blokkeren. Er zijn veel verschillende eigenschappen van de kankercellen die aangrijpingspunten kunnen zijn van doelgerichte therapie. Bijvoorbeeld de ongecontroleerde groei van sommige kankercellen. Of het proces waarbij kankercellen de aanmaak van nieuwe bloedvaten stimuleren. Een belangrijke voorwaarde voor doelgerichte therapie is dan ook dat de kankercellen die specifieke eigenschappen hebben. Dit kan namelijk per kankersoort verschillen. Bij sommige kankersoorten onderzoeken we eerst of de kankercellen die specifieke eigenschappen hebben. In de meeste gevallen wordt doelgerichte therapie gegeven in tabletvorm. Er zijn ook middelen die worden gegeven via het infuus.
Algemene informatie over doelgerichte therapie kunt u vinden in de folder ‘doelgerichte therapie’ van V&VN Oncologie, op doelgerichte therapie en op www.kanker.nl.

Werkingsmechanisme voorgestelde doelgerichte therapie

mTOR remmers

Het mTOR eiwit is vaak overactief in tumorcellen. Het zorgt ervoor dat tumorcellen zich gaan delen en het speelt ook een rol bij de aanmaak van nieuwe bloedvaten. Als er nieuwe bloedvaten gevormd worden naar de tumor toe, krijgt deze meer voeding en zuurstof. Hierdoor kunnen tumorcellen weer verder groeien. mTOR remmers zijn medicijnen die de werking van het m-TOR eiwit blokkeren. Hierdoor kan de vorming van nieuwe bloedvaten geblokkeerd worden en kan de ongeremde groei (celdeling) van de tumor beperkt worden.

Wat zijn hormonen?

Hormonen zijn stoffen die ons lichaam zelf maakt en deze stoffen regelen een groot aantal lichaamsfuncties. Hormonen worden in een aantal klieren, organen en weefsels gemaakt, bijvoorbeeld in de eierstokken.

Een belangrijke groep hormonen zijn de vrouwelijke geslachtshormonen, bestaande uit oestrogenen en progestagenen. Deze hormonen zijn nodig voor de groei en de ontwikkeling van de borsten en het baarmoederslijmvlies. De eierstokken produceren vanaf de eerste menstruatie de vrouwelijke geslachtshormonen oestrogeen en progesteron. Deze hormoonproductie staat onder invloed van een hormoon dat in de hersenen wordt gemaakt (het zogenaamde LH-RH).

 

Wat is hormonale therapie?

Hormonale therapie is de behandeling van kanker met medicijnen die de groei van kankercellen remmen. Deze medicijnen houden de werking van hormonen tegen die bij bepaalde kankersoorten een belangrijke rol spelen. Een belangrijke voorwaarde voor de behandeling met hormonale therapie is dat de kankercellen gevoelig zijn voor hormonen. Soms kan dit onder de microscoop gezien worden. Hormonen zijn stoffen die ons lichaam aanmaakt, bijvoorbeeld in de eierstokken en die veel lichaamsfuncties regelen. Borsten en baarmoeder zijn organen die hormonen nodig hebben voor hun groei, ontwikkeling en werking. Bij kanker in organen die hormonen gebruiken, kunnen hormonen de groei van kankercellen stimuleren. Het doel van de hormonale therapie is deze stimulerende werking te stoppen of beperken.

Algemene informatie over hormonale therapie kunt u vinden in de folder “Hormoontherapie” van het KWF, op hormoontherapie en op www.kanker.nl

Behandelplan

Behandeling bestaat uit het dagelijkse innemen van een tablet everolimus en een tablet exemestaan. Dit mag na een licht ontbijt innemen. Het wordt afgeraden om everolimus in te nemen na een grote, vetrijke maaltijd omdat dit de opname van everolimus in uw lichaam vermindert. Een voorbeeld van een licht ontbijt is een sneetje brood of een beschuit of een klein schaaltje yoghurt met muesli. Volgt u de instructies van uw arts over inname van everolimus op. Het is belangrijk de tablet pas vlak voor het innemen uit de verpakking te halen omdat de tabletten gevoelig zijn
voor licht en vocht. Het is ook belangrijk gedurende de behandeling gebruik van Sint Janskruid te vermijden alsook gebruik van grapefruit, grapefruitsap en pomeransen (zure sinaasappelen) omdat combinatie met deze stoffen de werking van everolimus kan beïnvloeden.

Gedurende de gehele behandeling wordt u ongeveer iedere 4 weken ter controle verwacht. Tijdens ieder controlebezoek op de polikliniek wordt er gevraagd naar uw medicijngebruik. Let u erop uw arts ook te informeren over gebruik van gezondheid- en voedingssupplementen, drogisterijartikelen en geneesmiddelen die door een andere hulpverlener dan uw interinist-oncoloog zijn voorgeschreven (bijvoorbeeld uw huisarts). Deze informatie is erg belangrijk. Informeert u uw arts ook over gezondheidsklachten waar u sinds uw laatste bezoek last van heeft.

Medicijn Dagelijks Wijze van toediening
Exemestaan 25 mg Tablet
Everolimus 10 mg Tablet

Indien u ernstige bijwerkingen heeft dient u onmiddellijk contact op te nemen met uw arts. Als u zich in de periode tussen de ziekenhuisbezoeken zorgen maakt over uw gezondheid, neemt u dan contact op via de aan u meegegeven telefoonnummers. Uw arts kan u adviseren met everolimus te stoppen of de dosering te verlagen naar bijvoorbeeld 1 tablet van 5 mg per dag of 1 tablet van 5 mg om de dag. Uw arts kan ook beslissen everolimus helemaal te staken. Uw arts zal deze beslissing nemen op basis van de ernst van uw bijwerkingen en de uitslagen van laboratorium onderzoek.

Inname orale medicatie

Everolimus

Neem de tabletten in volgens de door uw behandelend arts voorgeschreven dosering.

  • Neem de tabletten in op een vast tijdstip, steeds met of zonder voedsel. Bij voorkeur niet na een grote, vette maaltijd innemen, dit verminderd de opname van everolimus in het lichaam.
  • De tabletten zonder kauwen doorslikken met water.
  • Neem de tabletten iedere dag op ongeveer hetzelfde tijdstip.
  • Een vergeten dosis niet inhalen.
  • Bij braken de dosis niet inhalen.
  • Neem geen producten die grapefruit(sap), bittere sinaasappels (marmelade) of pomelo’s bevatten gedurende 7 dagen voor het starten met everolimus en gedurende de tijd dat u everolimus inneemt.

De tabletten pas uit de verpakking halen vlak voor u ze inneemt, de tabletten zijn gevoelig voor vocht en licht.

Interactie met andere medicijnen

Sommige geneesmiddelen kunnen invloed hebben op de werking van de door ons voorgeschreven medicijnen. Of ze kunnen de kans op bijwerkingen vergroten. Het kan ook andersom: de door ons voorgeschreven medicijnen kunnen de werking van andere geneesmiddelen beïnvloeden. Gebruikt u andere geneesmiddelen, of heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de mogelijkheid dat u in de nabije toekomst andere geneesmiddelen gaat gebruiken? Vertel het aan uw internist-oncoloog of oncologieverpleegkundige. Dit geldt voor receptgeneesmiddelen, maar ook voor niet-receptgeneesmiddelen, vitamines en kruidengeneesmiddelen.

Wanneer altijd bellen

Koorts

  • Bij één keer koorts boven 38.5 graden
  • Bij twee maal achter elkaar 38 graden koorts in een tussentijd van 6 uur
  • Bij koude rillingen

Misselijkheid en braken

  • Bij ernstig en aanhoudend braken gedurende 24 uur of langer
  • Bij tekenen van uitdroging: droge mond, droge huid, weinig of niet meer plassen, donkere urine

Diarree

  • Bij langer dan 24 uur aanhoudende diarree
  • Bij tekenen van uitdroging: droge mond, droge huid, weinig of niet meer plassen, donkere urine

Obstipatie/Verstopping van de ontlasting

  • Bij langer dan drie dagen aanhoudende obstipatie (harde ontlasting en/of verstopping)

Andere situaties waarin u direct moet bellen

  • Bij aanhoudend bloeden van een wondje (langer dan 15 minuten)
  • Bij een lang aanhoudende bloedneus (langer dan 15 minuten)
  • Bij heviger bloedverlies tijdens menstruatie
  • Bij hartkloppingen en duizeligheid
  • Bij plotseling optredende kortademigheid, een gevoel van benauwdheid of een snelle ademhaling die u niet kunt corrigeren
  • Bij pijnlijke plekjes in de mond en moeite met slikken waardoor u niet kunt eten of drinken
  • Bij een pijnlijk en branderig gevoel bij het plassen
  • Bij aanhoudende pijn of een branderig gevoel op de plaats van toediening van cytostatica
  • Bij pijnlijke handen en voeten
  • Bij elk ander nieuw verschijnsel

Bereikbaarheid afdeling

Levensbedreigende situatie: bel 1-1-2.

Spoedsituatie: situaties die niet kunnen wachten (ook niet tot de volgende ochtend of tot na het weekend), zie kopje ‘Wanneer altijd bellen’

Tijdens kantoortijden (8.30-16.30 uur, maandag t/m vrijdag) belt u met één van de oncologie verpleegkundigen via het algemene ziekenhuis nummer: 050-3616161.

Buiten kantoortijden belt u met de verpleegafdeling Medische Oncologie (D2VA) via 050-3614436 (bij geen gehoor: 050-3614435). U krijgt een oncologie verpleegkundige te spreken die zo nodig de dienstdoend internist-oncoloog inschakelt. U wordt daarna zo spoedig mogelijk terug gebeld. Dit is niet bedoeld voor vragen over bijvoorbeeld afspraken of herhaalrecepten.

Niet spoed: voor situaties die niet kunnen wachten tot het volgende polikliniek bezoek, belt u tijdens kantoortijden met één van de oncologie verpleegkundigen via het algemene ziekenhuis nummer: 050-3616161. Vraag naar de oncologie verpleegkundige die u het beste kent (of de vervanger). De oncologie verpleegkundige beoordeelt of de vraag direct beantwoord kan worden of dat overleg met de internist-oncoloog nodig is. In het laatste geval krijgt u zo snel mogelijk bericht terug. Soms krijgt u het advies eerst contact met de huisarts op te nemen.

Via e-mail worden geen vragen beantwoord. We beschouwen dit als medisch niet veilig en het mag niet van de overheid (Algemene Verordening Gegevensbescherming, 2018).

Kanker en voeding

Goede voeding en een stabiel lichaamsgewicht zijn belangrijk. Het vergroot de mogelijkheid om een behandeling te doorstaan en ervan te herstellen.
Goede voeding is gevarieerd en bevat:

  • Voldoende energie
  • Voldoende eiwitten
  • Voldoende vocht
  • Vitamines en mineralen

De internist-oncoloog of de oncologieverpleegkundige zal u naar een diëtist verwijzen als u een grote kans op voedings- of gewichtsproblemen heeft. Als u zelf vragen heeft over voeding kunt u deze altijd stellen aan uw arts of verpleegkundige.

Als u supplementen gebruikt of vaak vette vis eet, dan vragen wij u dit ook te bespreken met uw arts of verpleegkundige. Er kan dan worden uitgezocht of dit eventueel schadelijk is in combinatie met chemotherapie of andere medicijnen vanwege kanker.
Voor meer informatie zie www.kanker.nl of www.voedingenkankerinfo.nl

Mondzorg

Door de doelgerichte therapie kunt u last krijgen van een droge- of pijnlijke mond. In de mond kunnen blaren ontstaan, waardoor het eten pijnlijker kan worden.

Een goede mondzorg kan deze klachten voorkomen. Hiervoor adviseren wij u het volgende:

  • 2 tot 3 keer per dag de tanden (of de kaak, indien u een prothese heeft) poetsen met een zachte borstel.
  • Wanneer dit te pijnlijk is kunt u de mond spoelen met mondspoel middel. Doe dit minimaal 3x per dag.
  • Gebruik zo min mogelijk suikerhoudend en kleverig voedsel, om de kans op gaatjes tijdens de behandeling te verkleinen.

Pijnklachten/blaren in de mond bij doelgerichte therapie

Tegen ontstoken slijmvlies door doelgerichte therapie is niet zoveel te doen. Meldt deze klachten wel altijd bij uw internist-oncoloog of verpleegkundige.
Wanneer u last hebt van de mond kunt u een paar keer per dag spoelen met een zout-soda oplossing (1tl zout, 1tl soda en 1L (lauw) water), of u kunt spoelen met kamillethee.
Voor meer adviezen verwijzen we u naar de folder ‘mondzorg bij chemotherapie’, die uw oncologie verpleegkundige u verstrekt heeft

Kanker en werk

Aan het werk blijven of het werk weer oppakken na een periode van afwezigheid kan ten goede komen aan uw welbevinden en herstel. Werk kan, naast een inkomen, afleiding en houvast bieden: de aandacht gaat even niet uit naar de ziekte, maar naar andere zaken. Ook vinden veel mensen het sociale contact met collega’s prettig.
De mate waarin mensen wel of niet kunnen werken tijdens en na de behandeling is afhankelijk van verschillende factoren. Indien uw ziekte, de bijwerkingen van de behandeling, en de soort werkzaamheden die u doet het toelaten, raden wij u aan om (voor een deel) aan het werk te blijven tijdens de behandeling. Hiervoor zijn geen algemene adviezen te geven. Bespreekt u daarom uw persoonlijke situatie met de internist-oncoloog of oncologieverpleegkundige.
Er zijn wel algemene tips en adviezen over het onderhouden van contact met uw werkgever, overleg met uw bedrijfsarts, en wetgeving. Deze informatie kunt u bijvoorbeeld vinden op de website www.kanker.nl of in de folder “Wat en hoe bij Kanker en Werk. Handleiding voor mensen die kanker hebben (gehad)” (te verkrijgen via de oncologieverpleegkundige of in het Informatiecentrum Oncologie).

Kanker en bewegen

Kanker en de behandeling daarvan hebben een grote impact op uw lichamelijke en geestelijke welzijn. Wetenschappelijk onderzoek leert dat regelmatig bewegen na de behandeling een belangrijke bijdrage kan leveren aan het opbouwen van de conditie en aan het herstel. Ook beweging tijdens de behandeling kan een positieve invloed hebben. Bewegen tijdens een behandeling vanwege kanker is meestal veilig. Vraag uw internist-oncoloog of oncologieverpleegkundige advies over bewegingsactiviteiten die in uw situatie geschikt zijn en neem contact met hen op als u meer dan “normale” klachten ondervindt ten gevolge van het bewegen.

Bijwerkingen doelgerichte therapie

Uw behandeling heeft niet alleen invloed op kankercellen, maar ook op gezonde cellen in het lichaam. Bij het opstellen van deze lijst is gestreefd naar een volledige weergave van alle bijwerkingen die bij uw behandeling op kunnen treden, maar dit houdt niet in dat alle genoemde bijwerkingen zich ook daadwerkelijk zullen voordoen. Het uitblijven van bijwerkingen wil niet zeggen dat de behandeling niet aanslaat. De volgorde waarin de bijwerkingen vermeld staan is willekeurig.

Misselijkheid en braken

Door de behandeling kunt u last krijgen van misselijkheid en braken. De mate waarin misselijkheid voorkomt, verschilt van persoon tot persoon, zelfs bij dezelfde behandeling.
Er zijn tegenwoordig goede medicijnen waarmee dit kan worden voorkomen of verminderd. Indien nodig  krijgt u van de internist-oncoloog een recept mee, voor medicijnen tegen de misselijkheid. Het is belangrijk dat u deze medicijnen volgens voorschrift gebruikt.

Adviezen bij misselijkheid:

  • Voldoende drinken: 2 liter per dag (14 glazen). Probeer niet alleen water te drinken, maar wissel dit af met bijvoorbeeld bouillon, limonade, melkproducten, vruchtensap of groentesap.
  • Gebruik regelmatig een kleine maaltijd, maar forceer het eten niet, eet niet meer dan u kunt.
  • Wanneer u weinig eet en drinkt kunt u soms juist meer last krijgen van een ziek en misselijk gevoel vanwege een lege maag.
  • Wanneer u tijdens de opname last krijgt van misselijkheid, is het goed dit tijdig aan de verpleegkundige te melden zodat u extra medicijnen kunt krijgen om verergering te voorkomen.

Meer informatie over voeding kunt u lezen in de folder ‘Voeding bij kanker’ van KWF Kankerbestrijding.

Smaakverandering

Smaakverandering of smaakvermindering is in de meeste gevallen tijdelijk van aard. Eten dat u anders lekker vond smaakt nu niet meer en eten dat u normaal gesproken niet lekker vond smaakt u nu misschien juist wel. U kunt daarom wat met de voeding experimenteren om uit te vinden welke voeding het beste bij uw veranderde smaak past.

Verlies van eetlust

In geval van verlies van eetlust en enig gewichtsverlies:

  • Neem contact op met de behandelend arts of verpleegkundige als het eten u minder smaakt.
  • Zij kunnen u adviezen geven om dit effect tegen te gaan en in goede conditie te blijven zonder gewichtsverlies

Invloed op de werking van het beenmerg

Door de behandeling kan remming van de aanmaak van nieuwe bloedcellen door het beenmerg optreden. Er kan daardoor een tekort ontstaan van verschillende bloedcellen. Deze bloedcellen zijn: rode bloedcellen (erytrocyten), witte bloedcellen (leukocyten) en bloedplaatjes (trombocyten). Deze remming van de aanmaak van bloedcellen is tijdelijk. U kunt zelf niets doen om dit te voorkomen of te veranderen.
Wanneer het aantal rode bloedcellen of aantal bloedplaatjes te laag is, kan het nodig zijn dat u deze via een transfusie krijgt toegediend.

Tekort aan deze cellen kunnen verschillende klachten geven:
Een verminderd aantal rode bloedcellen geeft bloedarmoede. Verschijnselen hiervan zijn onder andere vermoeidheid, kortademigheid en duizeligheid.

Een verminderd aantal witte bloedcellen geeft een verhoogde kans op infecties. Een infectie is te herkennen aan een temperatuur van 38,5ºC of hoger al dan niet in combinatie met koude rillingen. Ook een temperatuur rond 38°C gedurende langer dan 6 uur kan wijzen op een infectie.

Er is een aantal maatregelen die u kunt treffen om de kans op een infectie tijdens de behandeling zoveel mogelijk te beperken. Zorg voor een goede lichaamshygiëne, ga niet in de sauna of het stoombad, controleer eventuele wondjes op ontstekingsverschijnselen.

Een verminderd aantal bloedplaatjes geeft een verhoogde kans op blauwe plekken, een bloedneus en bloedend tandvlees. Ook kan het bloedverlies tijdens de menstruatie heviger zijn dan u normaal gewend bent.

Het is beter de temperatuur onder de arm te meten of met een oorthermometer. Door rectaal gebruik van de thermometer kan er beschadiging van slijmvlies optreden met bloeding tot gevolg.

Diarree

Door de behandeling kunt u diarree krijgen. Diarree is een waterige dunne ontlasting meer dan vier keer per dag. De opname van vocht is dan verstoord door irritatie van het slijmvlies van de darm en een verandering in de stofwisseling van de dunne darm. Als u diarree heeft worden voedingsstoffen in de darmen minder goed opgenomen.

Klachten die hiermee gepaard kunnen gaan:

  • Buikpijn/ buikkrampen
  • Frequente aandrang
  • Dunne ontlasting
  • Veranderde kleur van de ontlasting
  • Overgevoeligheid voor bepaalde voedingsmiddelen
  • Pijn en huidirritatie van het gebied rond de anus
  • Droge mond en droge huid
  • Donkere urine en veel minder vaak plassen

Advies:

Wanneer u last heeft van diarree is het belangrijk dat u veel drinkt om het vochtverlies aan te vullen. Bij de volgende klachten moet u contact opnemen met het ziekenhuis:

  • Diarree die langer dan 24 uur aanhoudt
  • Bloed bij de ontlasting
  • Diarree in combinatie met braken
  • Donkere urine en minder vaak plassen

Obstipatie (harde ontlasting en/of verstopping)

Door de behandeling kunt u last krijgen van verstopping van de darmen. Klachten hierbij zijn:

  • Harde en droge ontlasting
  • Persen bij stoelgang
  • Opgezette buik
  • Buikpijn/darmkrampen
  • Verminderde eetlust door vol gevoel

Iedereen heeft een ander ontlastingspatroon. In verband met de behandeling die u krijgt, is het echter belangrijk dat uw ontlastingspatroon niet te veel gaat afwijken van het patroon dat u voor de behandeling had.

Advies:
Het is belangrijk dat u voldoende drink, vezels eet en beweegt. Als u 3 dagen geen ontlasting gehad heeft, moet u contact opnemen met het ziekenhuis. Dan kunnen er medicijnen voorgeschreven worden om dit te verhelpen.

Hoge bloedsuiker

De bloedsuikerspiegel, ook wel glucose genoemd, kan door de behandeling stijgen. Dit kan suikerziekte, (diabetes mellitus) veroorzaken. Uw bloedsuiker wordt regelmatig gecontroleerd. Als de bloedsuiker te hoog wordt zal de internist-oncoloog u daarvoor tabletten voorschrijven.

Als u al bekend bent met suikerziekte is het belangrijk dat uw bloedsuiker tijdens de behandeling wat vaker gecontroleerd wordt.

Hoog cholesterol

Ten gevolge van behandeling kan uw cholesterol stijgen. Hier merkt u niets van. Voor en tijdens de behandeling zal uw cholesterol regelmatig gecontroleerd worden. Als het cholesterol te hoog wordt zal de internist-oncoloog u daarvoor tabletten voorschrijven.

Invloed op de slijmvliezen; pijnlijke mond

Door de behandeling kunt u last krijgen van droge slijmvliezen van uw mond, ogen, neus.
U kunt klachten krijgen van overgevoeligheid van het mondslijmvlies tot ontstekingen of een soort aften (pijnlijke zweertjes). Goede mondverzorging is belangrijk. Toch kan het gebeuren dat u niet meer kunt poetsen of eten door pijnlijke plekjes en blaartjes. U moet contact opnemen met het ziekenhuis als u moeite heeft met eten en/of poetsen.

Vermoeidheid/verminderde energie

U kunt merken dat u tijdens de behandeling minder energie heeft, sneller vermoeid raakt en emotioneel kunt zijn. Houd hier rekening mee in uw dagelijks leven; neem voldoende tijd om te rusten, maar probeer rust wel af te wisselen met activiteiten. Dagelijkse activiteiten kunt u gewoon blijven doen, misschien moet u het tempo wat aanpassen.

Huidreacties bij doelgerichte therapie

Bij behandeling met doelgerichte medicijnen kunnen verschillende huidreacties optreden en ook aan haar en nagels.

  • Droge huid
  • Huiduitslag met roodheid en bultjes
  • Acné
  • Keratosis pilaris; lijkt op gerstekorrels
  • Hyperkeratose: eeltvorming aan handen, voeten of ellebogen
  • Verkleuring van de huid en haar

Algemene adviezen:

  • Draag geen knellende kleding en schoenen.
  • Gebruik bij voorkeur geen zeep tijdens het douchen of baden en gebruik bij voorkeur lauwwarm water.
  • Douche bij voorkeur zo kort mogelijk.
  • Vermijd producten op alcoholbasis.
  • Vermijd geparfumeerde producten.
  • Gebruik een vettige crème, bijvoorbeeld cetametogrolcreme of vaseline-lanettecrème.
  • Vermijdt felle zon, gebruik altijd een zonnebrandcrème met een hoge beschermingsfactor (30 of hoger).

Adviezen bij eeltvorming:

  • Eelt op voetzolen of handpalmen vet houden met een vettige crème of zalf.
  • Na het verweken van het eelt voorzichtig wegvijlen, dit kan ook door een pedicure worden gedaan.
  • Bij pijnlijke eeltvorming op voetzolen, zo min mogelijk schoenen dragen. Draag alleen goed ventilerende schoenen met een stevige zool.
  • Als voetzolen of handpalmen pijnlijk zijn, kan dit vaak verlicht worden door een ijskompres/ijsklontjes.

Hoesten en kortademigheid

Door de behandeling kan er een longontsteking ontstaan die niet veroorzaakt wordt door een bacterie of virus maar door de behandeling zelf. Klachten die daarop kunnen wijzen zijn hoesten en kortademigheid. In de meeste gevallen verloopt deze bijwerking mild, maar in een enkel geval kan er een ernstigere complicatie optreden. Dit type longontsteking gaat meestal vanzelf over als de medicatie (tijdelijk) wordt gestaakt. Als u last heeft van droge hoest of kortademigheid neem dan contact op met het ziekenhuis.

Invloed op de longfunctie

Door de behandeling kan de binnenbekleding van de luchtwegen worden aangetast. Hierdoor ontstaat een ontstekingsreactie, wat kan leiden tot bindweefselvorming in de long. Een andere
vorm van schade ontstaat door verandering van het longweefsel zelf. In beide gevallen kan de longfunctie verminderen. Als u klachten krijgt van kortademigheid of een droge hoest, zonder verkoudheid, moet u dit aan de internist-oncoloog melden. Het inademen van rook van sigaretten en dergelijke, kan deze bijwerking versterken. Als u rookt, wordt u dringend geadviseerd om te stoppen. Als u hierbij hulp nodig heeft, bespreek dit dan met de internist-oncoloog.

Bijwerkingen hormonale therapie

Opvliegers en transpiratie aanvallen

Opvliegers en transpiratieaanvallen kunnen ontstaan door de behandeling. Wanneer u ze erg vervelend vindt, kan er een reden zijn om medicijnen te gaan gebruiken. Behandeling van deze klachten met medicijnen die hormonen bevatten is in uw geval af te raden. U kunt uw internist-oncoloog vragen welke medicijnen geschikt zijn voor u om te gebruiken tegen de opvliegers.

Wat kunt u zelf doen?

  • Bewegen zorgt voor betere doorbloeding.
  • Draag kleding van katoen, zijde of wol, draag laagjes kleding om wat uit te kunnen trekken bij een opvlieger.
  • Gebruik katoenen beddengoed.
  • Vermijd sterk gekruid eten, cafeïne, alcohol en drink veel water.
  • Vermijd roken.

Maag- en darm klachten, misselijkheid

In het begin van de behandeling kunt u klachten van maag en darmen krijgen waaronder misselijkheid. Deze klachten gaan vanzelf weer over. Als u er te veel last van hebben neem dan contact op met het ziekenhuis.

Gewrichtsklachten

Door de behandeling kunt klachten krijgen van spieren en gewrichten wat invloed kan hebben op dagelijkse activiteiten.

Wat kunt u zelf doen?

  • Bewegen en sporten (dagelijks een half uur)
  • Bij ochtendstijfheid rustige bewegingen (zwemmen of yoga)
  • Warme douche of bad
  • Gezonde voeding (verse groenten en fruit, volkoren graanproducten, beperk extra vette of zoete producten; extra inname van kalk is niet nodig bij gezonde voeding)
  • Medicatie paracetamol, evt. NSAID (diclofenac of ibuprofen)

Spierpijn

Door de behandeling kunt u spierpijn of pijn in de gewrichten krijgen.

Adviezen:

  • Gebruik ter bestrijding van pijn 500 mg tot 1000 mg paracetamol per keer (maximaal 4 maal per dag dus niet meer dan een totale dosis van 4 x 1000 mg per dag).
  • Als u ondanks het gebruik van de paracetamol toch pijnklachten blijft houden, moet u contact opnemen met het ziekenhuis.

Vocht vasthouden

Door de behandeling kan het lichaam meer vocht gaan vasthouden, bijvoorbeeld in de benen. Om dit zogenaamde oedeem tegen te gaan, is het verstandig de inname van zout zoveel mogelijk te beperken. Daarnaast kan de internist-oncoloog zo nodig extra medicijnen voorschrijven om het vocht te verminderen.

Duizeligheid

Door de behandeling kunt u duizelig worden. U zult zich misschien licht in het hoofd voelen en/of een onvast gevoel in de benen hebben. U kunt de klachten verlichten of proberen te voorkomen door rustig op te staan of langzaam van houding te veranderen en niet plotseling te bewegen.

Hoofdpijn

Hoofdpijn kan gepaard gaan met een overgevoeligheid voor prikkels als licht en geluid.

Adviezen:

  • Gebruik ter bestrijding van hoofdpijn 500 mg tot 1000 mg paracetamol per keer (maximaal 4 maal per dag dus niet meer dan een totale dosis van 4 x 1000 mg per dag).
  • Als u ondanks het gebruik van de paracetamol toch hoofdpijnklachten blijft houden, moet u contact opnemen met het ziekenhuis.