Algemene inleiding
De informatie in dit document is bedoeld als aanvulling op de informatie die u al heeft gekregen van uw behandelend internist-oncoloog en de oncologieverpleegkundige. Het is bekend dat veel van de informatie die u tijdens de eerste gesprekken over uw ziekte en de behandeling krijgt verloren gaat, en dat de vragen over behandeling en mogelijke bijwerkingen meestal later komen. U kunt de informatie thuis rustig nalezen om u voor te bereiden op de behandeling die u gaat krijgen. Vragen kunt u stellen bij een volgend bezoek aan de polikliniek of via de uitgereikte telefoonnummers.
Wat is chemotherapie
Chemotherapie is de behandeling van kanker met medicijnen die de celdeling remmen of stoppen. Deze medicijnen heten ook wel cytostatica. Er zijn vele soorten chemotherapie. In de meeste gevallen wordt een combinatie van chemotherapeutische middelen toegediend via een infuus. Er zijn ook chemotherapeutische middelen in tabletvorm. De middelen worden gedurende een bepaalde periode en via een bepaald schema voorgeschreven. Chemotherapie wordt vaak gecombineerd met andere medicijnen die mogelijke bijwerkingen tegengaan.
Algemene informatie over chemotherapie kunt u lezen in de folder ‘chemotherapie’ van KWF kankerbestrijding, op chemotherapie (www.umcg.nl/-/chemotherapie) en op www.kanker.nl.
Behandelplan
De chemotherapie behandeling die u gaat krijgen bestaat uit twee verschillende chemotherapie schema’s die u afwisselend zult gaan krijgen. In totaal zult u 4 kuren gaan krijgen, dus elk schema zult u twee maal krijgen. De chemotherapie bestaat telkens uit een combinatie van cytostatica soorten, bij de EpVI krijgt u 3 soorten cytostatica en bij de Eti 2 soorten. Hieronder worden beide schema’s beschreven.
De eerste combinatie wordt wel een EpVI kuur genoemd; deze bestaat uit epirubicine, vindesine en ifosfamide. De kuur wordt gegeven op de verpleegafdeling, waarbij u vijf nachten wordt opgenomen. Tijdens de opname bent u aangesloten aan een infuus. U krijgt via het infuus drie soorten chemotherapeutische middelen toegediend:
- Epirubicine. Dit krijgt u dag 1 in zo kort mogelijke tijd toegediend
- Vindesine. Dit krijgt u dag 1 gedurende een half uur toegediend
- Ifosfamide. Dit krijgt u dag 1, 2, 3, 4 en 5 in één uur tijd toegediend
Medicijn | Dag 1 | Dag 2 –5 | Dag 6–21 | Wijze van toediening |
Epirubicine | x | Rust | Infuus | |
Vindesine | x | Infuus | ||
Ifosfamide | x | x | Infuus |
Als u de epirubicine, vindesine of ifosfamide heeft aanhangen mag u de kamer niet verlaten.
Ifosfamide kan leiden tot blaasirritatie. Om de kans hierop te beperken krijgt u via het infuus mesna toegediend. Tijdens het toedienen van de mesna mag u uw kamer wel verlaten.
De kuur krijgt u iedere 3 weken, in totaal 2 kuren voor de geplande operatie en/of radiotherapie, afgewisseld met de hieronder beschreven EtI kuren.
EtI kuren bestaan uit etoposide en ifosfamide. De kuur wordt gegeven op de verpleegafdeling, waarbij u vijf nachten wordt opgenomen. Tijdens de opname bent u aangesloten aan een infuus. U krijgt via het infuus drie soorten chemotherapeutische middelen toegediend:
- Etoposide. Dit krijgt u dag 1 tot en met dag 5 in één uur tijd toegediend
- Ifosfamide. Dit krijgt u dag 1 tot en met dag 5 in één uur tijd toegediend
Medicijn | Dag 1 –5 | Dag 6–21 | Wijze van toediening |
Etoposie | x | Rust | Infuus |
Ifosfamide | x | Infuus |
Op de dag dat u wordt opgenomen voor een chemokuur, wordt eerst bloed geprikt. Ook zal een van de artsen op de verpleegafdeling aan uw vragen hoe het met uw gezondheid gaat en of u de afgelopen weken bijzonderheden ten aanzien van uw gezondheid heeft meegemaakt. Aan de hand van de bloeduitslagen en uw klachten wordt besloten of die dag de chemotherapie gegeven kan worden. Indien de behandeling door kan gaan, zal aan het begin van de middag een infuus geprikt worden. Voordat de chemotherapie gegeven wordt, zult u een ruime hoeveelheid vocht via het infuus krijgen om uw nieren goed door te spoelen. Na de chemotherapie zal opnieuw veel vochtgegeven worden via het infuus. Dit vele vocht dient om uw nieren te beschermen tegen de mogelijke bijwerkingen van de chemotherapie. Als alles naar wens verloopt, kunt u op dag 6 ‘s ochtends naar huis.
In de tweede week na het ontslag van iedere chemotherapie krijgt u een afspraak op de polikliniek van afdeling Medische Oncologie. Hier wordt bloed geprikt en wordt u gezien door een nurse practitioner of een internist–oncoloog.
Soms moet de chemotherapie uitgesteld worden vanwege de nog niet herstelde bijwerkingen.
De controles na de behandeling worden afwisselend met de afdeling Chirurgische Oncologie dan wel Orthopedie en Medisch Oncologie gedaan, tenzij anders met u besproken.
Wanneer altijd bellen
Koorts
- Bij één keer koorts boven 38.5 graden
- Bij twee maal achter elkaar 38 graden koorts in een tussentijd van 6 uur
- Bij koude rillingen
Misselijkheid en braken
- Bij ernstig en aanhoudend braken gedurende 24 uur of langer
- Bij tekenen van uitdroging: droge mond, droge huid, weinig of niet meer plassen, donkere urine
Diarree
- Bij langer dan 24 uur aanhoudende diarree
- Bij tekenen van uitdroging: droge mond, droge huid, weinig of niet meer plassen, donkere urine
Obstipatie/Verstopping van de ontlasting
- Bij langer dan drie dagen aanhoudende obstipatie (harde ontlasting en/of verstopping)
Andere situaties waarin u direct moet bellen
- Bij aanhoudend bloeden van een wondje (langer dan 15 minuten)
- Bij een lang aanhoudende bloedneus (langer dan 15 minuten)
- Bij heviger bloedverlies tijdens menstruatie
- Bij hartkloppingen en duizeligheid
- Bij plotseling optredende kortademigheid, een gevoel van benauwdheid of een snelle ademhaling die u niet kunt corrigeren
- Bij pijnlijke plekjes in de mond en moeite met slikken waardoor u niet kunt eten of drinken
- Bij een pijnlijk en branderig gevoel bij het plassen
- Bij aanhoudende pijn of een branderig gevoel op de plaats van toediening van cytostatica
- Bij pijnlijke handen en voeten
- Bij elk ander nieuw verschijnsel
Bereikbaarheid afdeling
Levensbedreigende situatie: bel 1-1-2.
Spoedsituatie: situaties die niet kunnen wachten (ook niet tot de volgende ochtend of tot na het weekend), zie kopje ‘Wanneer altijd bellen’
Tijdens kantoortijden (8.30-16.30 uur, maandag t/m vrijdag) belt u met één van de oncologie verpleegkundigen via het algemene ziekenhuis nummer: 050-3616161.
Buiten kantoortijden belt u met de verpleegafdeling Medische Oncologie (D2VA) via 050-3614436 (bij geen gehoor: 050-3614435). U krijgt een oncologie verpleegkundige te spreken die zo nodig de dienstdoend internist-oncoloog inschakelt. U wordt daarna zo spoedig mogelijk terug gebeld. Dit is niet bedoeld voor vragen over bijvoorbeeld afspraken of herhaalrecepten.
Niet spoed: voor situaties die niet kunnen wachten tot het volgende polikliniek bezoek, belt u tijdens kantoortijden met één van de oncologie verpleegkundigen via het algemene ziekenhuis nummer: 050-3616161. Vraag naar de oncologie verpleegkundige die u het beste kent (of de vervanger). De oncologie verpleegkundige beoordeelt of de vraag direct beantwoord kan worden of dat overleg met de internist-oncoloog nodig is. In het laatste geval krijgt u zo snel mogelijk bericht terug. Soms krijgt u het advies eerst contact met de huisarts op te nemen.
Via e-mail worden geen vragen beantwoord. We beschouwen dit als medisch niet veilig en het mag niet van de overheid (Algemene Verordening Gegevensbescherming, 2018).
Leefregels en algemene adviezen
Leefregels op de afdeling of het dagcentrum tijdens chemotherapie
Tijdens uw behandeling met chemotherapie op de afdeling of het dagcentrum gelden er een aantal leefregels om anderen tegen deze stoffen te beschermen. Deze leefregels hebben voornamelijk te maken met de omgang met urine, ontlasting en braaksel. Zie ook de folder leefregels op de afdeling tijdens en na chemotherapie. U krijgt deze folder van uw verpleegkundige op de afdeling.
Algemene adviezen voor thuis
Chemotherapieresten en –afbraakproducten worden afgevoerd via urine, ontlasting, braaksel, speeksel, zweet en sperma.
Tot zeven dagen na de laatste gift van iedere chemotherapiekuur (per infuus of tablet) zijn er nog aanzienlijke hoeveelheden van deze afbraakresten in het lichaam aanwezig.
Lichamelijk contact
Normaal menselijk contact zoals een hand geven, knuffelen en zoenen levert geen risico op voor personen uit uw omgeving. Wel dient u er rekening mee te houden dat als u meer intiem contact heeft, chemotherapie via speeksel, sperma en ander lichaamsvocht wordt uitgescheiden. Bij het zoenen raden wij aan dat er geen contact via speeksel plaatsvindt.
Tijdens de behandeling blijft geslachtsgemeenschap mogelijk. Als gevolg van de bijwerkingen kunt u echter minder zin of geen zin hebben in vrijen of geslachtsgemeenschap.
Het is belangrijk om tijdens de behandeling tot 1 maand na de laatste kuur een condoom te gebruiken tijdens het vrijen. Dit is om de partner niet bloot te stellen aan eventuele schadelijke effecten van de medicijnen die zich in alle lichaamsvloeistoffen kunnen bevinden. De meeste anti-kanker behandelingen hebben schadelijke effecten op een ongeboren kind. Ook om deze reden is het advies te zorgen voor goede anticonceptie. Wij adviseren de anticonceptie tot minstens een jaar na het stoppen van de chemotherapie te gebruiken.
Urine en ontlasting
- Als u naar het toilet gaat kunt u het beste zitten.
- Als u het toilet hebt gebruikt, sluit dan het deksel voor u doorspoelt.
- Spoel de WC na elk gebruik 2x door, en maak geen gebruik van de spaarknop.
- Was uw handen als u naar het toilet bent geweest.
Braaksel
- U kunt het beste rechtstreeks in het toilet braken. Als dit niet kan gebruik dan een emmer of een bakje.
- Leeg de emmer of het bakje in het toilet en was het daarna goed af.
- Spoel daarna het toilet 2x door, met gesloten deksel en zonder de spaarknop te gebruiken.
- Was daarna uw handen.
Persoonlijke hygiëne
- Douche of was uzelf regelmatig, bij voorkeur dagelijks.
- Trek regelmatig schone kleding aan, bij voorkeur dagelijks.
- Was sterk verontreinigde kleding apart, overig kleding kunt u met het andere wasgoed op het normale programma meedraaien.
- Draag plastic of huishoudhandschoenen als u sterk verontreinigde kleding in de wasmachine stopt.
Kanker en voeding
Goede voeding en een stabiel lichaamsgewicht zijn belangrijk. Het vergroot de mogelijkheid om een behandeling te doorstaan en ervan te herstellen.
Goede voeding is gevarieerd en bevat:
- Voldoende energie
- Voldoende eiwitten
- Voldoende vocht
- Vitamines en mineralen
De oncoloog of de oncologieverpleegkundige zal u naar een diëtist verwijzen als u een grote kans op voedings- of gewichtsproblemen heeft. Als u zelf vragen heeft over voeding kunt u deze altijd stellen aan uw arts of verpleegkundige.
Neem geen supplementen met visolie vanaf 24 uur vóór tot en met 24 uur ná de toediening van de specifieke middelen Irinotecan, Carboplatine, Cisplatine en Oxaliplatine. Als u nog andere supplementen gebruikt vragen wij u dit ook te bespreken met uw oncoloog of oncologieverpleegkundige. Er kan dan worden uitgezocht of dit eventueel schadelijk is in combinatie met chemotherapie of andere medicijnen vanwege kanker.
Voor meer informatie zie www.kanker.nl of www.voedingenkankerinfo.nl
Mondzorg
Door de chemotherapie kunt u last krijgen van een droge- of pijnlijke mond. In de mond kunnen blaren ontstaan, waardoor het eten pijnlijker kan worden.
Een goede mondzorg kan deze klachten voorkomen. Hiervoor adviseren wij u het volgende:
- 2 tot 3 keer per dag de tanden (of de kaak, indien u een prothese heeft) poetsen met een zachte borstel.
- Wanneer dit te pijnlijk is kunt u de mond spoelen met mondspoel middel. Doe dit minimaal 3x per dag.
- Gebruik zo min mogelijk suikerhoudend en kleverig voedsel, om de kans op gaatjes tijdens de behandeling te verkleinen.
Pijnklachten/blaren in de mond bij chemotherapie
Tegen ontstoken slijmvlies door chemotherapie is niet zoveel te doen. Meldt deze klachten wel altijd bij uw oncoloog of oncologieverpleegkundige.
Wanneer u last hebt van de mond kunt u een paar keer per dag spoelen met een zout oplossing (1tl zout in 1L (lauw) water), of u kunt spoelen met kamillethee.
Voor meer adviezen verwijzen we u naar de folder ‘mondzorg bij chemotherapie’, die uw oncologieverpleegkundige u verstrekt heeft.
Kanker en werk
Aan het werk blijven of het werk weer oppakken na een periode van afwezigheid kan ten goede komen aan uw welbevinden en herstel. Werk kan, naast een inkomen, afleiding en houvast bieden: de aandacht gaat even niet uit naar de ziekte, maar naar andere zaken. Ook vinden veel mensen het sociale contact met collega’s prettig.
De mate waarin mensen wel of niet kunnen werken tijdens en na de behandeling is afhankelijk van verschillende factoren. Indien uw ziekte, de bijwerkingen van de behandeling, en de soort werkzaamheden die u doet het toelaten, raden wij u aan om (voor een deel) aan het werk te blijven tijdens de behandeling. Hiervoor zijn geen algemene adviezen te geven. Bespreekt u daarom uw persoonlijke situatie met de oncoloog of oncologieverpleegkundige.
Er zijn wel algemene tips en adviezen over het onderhouden van contact met uw werkgever, overleg met uw bedrijfsarts, en wetgeving. Deze informatie kunt u bijvoorbeeld vinden op de website www.kanker.nl , www.kankerenwerk.nl of in de folder “Wat en hoe bij Kanker en Werk. Handleiding voor mensen die kanker hebben (gehad)” (te verkrijgen via de oncologieverpleegkundige of in het Informatiecentrum Oncologie).
Kanker en bewegen
Kanker en de behandeling daarvan hebben een grote impact op uw lichamelijke en geestelijke welzijn. Wetenschappelijk onderzoek leert dat regelmatig bewegen na de behandeling een belangrijke bijdrage kan leveren aan het opbouwen van de conditie en aan het herstel. Ook beweging tijdens de behandeling kan een positieve invloed hebben. Bewegen tijdens een behandeling vanwege kanker is meestal veilig. Vraag uw internist-oncoloog of oncologieverpleegkundige advies over bewegingsactiviteiten die in uw situatie geschikt zijn en neem contact met hen op als u meer dan “normale” klachten ondervindt ten gevolge van het bewegen.
Alcohol gebruik tijdens uw behandeling
Alcohol kan invloed hebben op de medicijnen waarmee kanker behandeld wordt. Overleg dit met uw oncoloog of oncologieverpleegkundige.
Autorijden
Medicijnen en algemene klachten zoals vermoeidheid of concentratieproblemen kunnen invloed hebben op uw rijvaardigheid. Bespreek dit met uw oncoloog of oncologieverpleegkundige. Na de eerste behandeling wordt sowieso afgeraden om zelf auto te rijden.
Bijwerkingen chemotherapie
Uw behandeling heeft niet alleen invloed op kankercellen, maar ook op gezonde cellen in het lichaam. Bij het opstellen van deze lijst is gestreefd naar een volledige weergave van alle bijwerkingen die bij uw behandeling op kunnen treden, maar dit houdt niet in dat alle genoemde bijwerkingen zich ook daadwerkelijk zullen voordoen. Het uitblijven van bijwerkingen wil niet zeggen dat de behandeling niet aanslaat. De volgorde waarin de bijwerkingen vermeld staan is willekeurig.
Haaruitval (grote kans op)
De behandeling die u krijgt veroorzaakt haaruitval. Niet alleen uw hoofdhaar, maar ook uw wenkbrauwen, wimpers, oksel-, lichaams- en schaamharen kunnen uitvallen. U kunt zelf niets doen om de haaruitval te voorkomen. In de meeste gevallen is de haaruitval tijdelijk.
Haaruitval begint meestal enkele weken na toediening van de eerste kuur. Voorafgaand aan de haaruitval kan een gevoelige of pijnlijke hoofdhuid optreden. Het kan prettig zijn om een hoofddeksel te dragen, omdat u via een kale hoofdhuid veel warmte verliest. Als u een pruik wilt bestellen, kunt u dat het beste doen vóór u haaruitval heeft. Dan kan de kapper de pruik goed afstemmen op uw eigen kleur en model. De oncologieverpleegkundige kan u adviseren en indien nodig de machtiging voor de pruik geven. Na de laatste kuur begint uw haar na ongeveer een maand weer te groeien. Meestal is er na enkele maanden weer een goed herstel van de haargroei. Wanneer uw haar weer aangroeit kan het, vaak tijdelijk, anders zijn dan uw oorspronkelijke haar. Bij sommige soorten chemotherapie kan haaruitval beperkt worden door hoofdhuidkoeling, u krijgt hier indien mogelijk extra informatie over.
Misselijkheid en braken
Misselijkheid en braken wordt veroorzaakt door de invloed van de behandeling op het maagdarmkanaal en/of door stimulatie van het braakcentrum in de hersenen. De mate waarin misselijkheid voorkomt, verschilt van persoon tot persoon, zelfs bij dezelfde kuur. Misselijkheid en braken kunnen direct na de toediening optreden en aanhouden tot enkele dagen na de kuur. Er zijn goede medicijnen waarmee dit kan worden voorkomen of verminderd. In het ziekenhuis krijgt u die toegediend via het infuus of per tablet. Voor thuis krijgt u van de internist-oncoloog een recept mee, voor medicijnen tegen de misselijkheid. Het is belangrijk dat u deze medicijnen volgens voorschrift gebruikt.
Adviezen bij misselijkheid:
- Voldoende drinken: 2 liter per dag (14 glazen). Probeer niet alleen water te drinken, maar wissel dit af met bijvoorbeeld bouillon, limonade, melkproducten, vruchtensap of groentesap.
- Gebruik regelmatig een kleine maaltijd, maar forceer het eten niet. Eet niet meer dan u kunt.
- Wanneer u weinig eet en drinkt kunt u soms juist meer last krijgen van een ziek en misselijk gevoel vanwege een lege maag.
- Wanneer u tijdens de opname last krijgt van misselijkheid, is het goed dit tijdig aan de verpleegkundige te melden zodat u extra medicijnen kunt krijgen om verergering te voorkomen.
Meer informatie over voeding kunt u lezen in de folder ‘Voeding bij kanker’ van KWF Kankerbestrijding.
Smaakverandering
Smaakverandering of smaakvermindering is in de meeste gevallen tijdelijk van aard. Eten dat u anders lekker vond smaakt nu niet meer en eten dat u normaal gesproken niet lekker vond smaakt u nu misschien juist wel. U kunt daarom wat met de voeding experimenteren om uit te vinden welke voeding het beste bij uw veranderde smaak past.
Invloed op de werking van het beenmerg
Door minder aanmaak van nieuwe bloedcellen door het beenmerg kan er een tekort ontstaan aan verschillende bloedcellen. Deze bloedcellen zijn: rode bloedcellen (erytrocyten), witte bloedcellen (leukocyten) en bloedplaatjes (trombocyten). Deze remming van de aanmaak van bloedcellen is tijdelijk van aard. U kunt zelf niets doen om dit te voorkomen of te veranderen. Wanneer het aantal rode bloedcellen of aantal bloedplaatjes te laag is, kan het nodig zijn dat u deze via een transfusie krijgt toegediend.
Een verminderd aantal rode bloedcellen geeft kans op bloedarmoede. Verschijnselen hiervan zijn onder andere vermoeidheid, kortademigheid en duizeligheid.
Een verminderd aantal witte bloedcellen geeft een verhoogde kans op infecties. Ongeveer tussen de tiende en de vijftiende dag na het starten van de kuur is het aantal leukocyten het laagst. Men noemt dit de dipperiode. U kunt niets doen om deze dipperiode tegen te gaan. Een infectie is te herkennen aan een temperatuur van 38,5ºC of hoger eventueel samen met koude rillingen. Ook een temperatuur rond 38°C gedurende langer dan 6 uur kan wijzen op een infectie.
U kunt de kans op infectie verkleinen door te zorgen voor een goede lichaamshygiëne, ga niet in de sauna of stoombad en controleer eventuele wondjes op ontstekingsverschijnselen.
Vermijd contact met mensen die bijvoorbeeld verkouden zijn.
Iedere dag de temperatuur meten is niet nodig. Meet de temperatuur onder de arm of met een oorthermometer. Door rectaal gebruik van de thermometer kan er beschadiging van slijmvlies optreden met bloeding tot gevolg.
Een verminderd aantal bloedplaatjes geeft een verhoogde kans op blauwe plekken, een bloedneus en bloedend tandvlees. Ook kan het bloedverlies tijdens de menstruatie heviger zijn dan u normaal gewend bent.
Diarree
Door de behandeling kunt u diarree krijgen. Diarree is een waterige dunne ontlasting meer dan vier keer per dag. De opname van vocht is dan verstoord door irritatie van het slijmvlies van de darm en een verandering in de stofwisseling van de dunne darm. Als u diarree heeft worden voedingsstoffen in de darmen minder goed opgenomen.
Klachten die hiermee gepaard kunnen gaan:
- Buikpijn/ buikkrampen
- Frequente aandrang
- Dunne ontlasting
- Veranderde kleur van de ontlasting
- Overgevoeligheid voor bepaalde voedingsmiddelen
- Pijn en huidirritatie van het gebied rond de anus
- Droge mond en droge huid
- Donkere urine en veel minder vaak plassen
Advies:
Wanneer u last heeft van diarree is het belangrijk dat u veel drinkt om het vochtverlies aan te vullen. Bij de volgende klachten moet u contact opnemen met het ziekenhuis:
- Diarree die langer dan 24 uur aanhoudt
- Bloed bij de ontlasting
- Diarree in combinatie met braken
- Donkere urine en minder vaak plassen
Obstipatie (harde ontlasting en/of verstopping)
Door de behandeling kunt u last krijgen van verstopping van de darmen. Klachten hierbij zijn:
- Harde en droge ontlasting
- Persen bij stoelgang
- Opgezette buik
- Buikpijn/darmkrampen
- Verminderde eetlust door vol gevoel
Iedereen heeft een ander ontlastingspatroon. In verband met de behandeling die u krijgt, is het echter belangrijk dat uw ontlastingspatroon niet te veel gaat afwijken van het patroon dat u voor de behandeling had.
Advies:
Het is belangrijk dat u voldoende drink, vezels eet en beweegt. Als u 3 dagen geen ontlasting gehad heeft, moet u contact opnemen met het ziekenhuis. Dan kunnen er medicijnen voorgeschreven worden om dit te verhelpen.
Irritatie en/of ontsteking van het mondslijmvlies
Bij geïrriteerde slijmvliezen van de mond kunnen de klachten variëren van overgevoeligheid van het mondslijmvlies tot ontstekingen. Daarom is een goede mondverzorging erg belangrijk. Ondanks goede hygiëne kan het gebeuren dat u niet meer kunt poetsen door pijnlijke plekjes en blaartjes; neem dan contact op met het ziekenhuis.
Meer informatie kunt u lezen in de folder: Mondhygiëne bij chemotherapie
Vermoeidheid/verminderde energie
U kunt merken dat u tijdens de behandeling minder energie heeft, sneller vermoeid raakt en emotioneel kunt zijn. Houd hier rekening mee in uw dagelijks leven; neem voldoende tijd om te rusten, maar probeer rust wel af te wisselen met activiteiten. Dagelijkse activiteiten kunt u gewoon blijven doen, misschien moet u het tempo wat aanpassen.
Invloed op seksualiteit
Ook tijdens de chemotherapie blijft geslachtsgemeenschap mogelijk. Als gevolg van ziekte of behandeling kunt u minder of geen zin hebben in vrijen of geslachtsgemeenschap. Het is belangrijk dat u uw wensen en verwachtingen op dit gebied bespreekt met uw partner. Bij vragen op dit gebied kunt u terecht bij de internist-oncoloog of oncologieverpleegkundige.
Meer informatie over seksualiteit kunt u lezen in de folder ‘Kanker en seksualiteit’ van KWF Kankerbestrijding. Zie ook: https://www.kanker.nl/bibliotheek/seksualiteit/gevolgen/669-seksualiteit voor aanvullende informatie.
Invloed op vruchtbaarheid (man)
Chemotherapie kan verminderde vruchtbaarheid of onvruchtbaarheid tot gevolg hebben. Het heeft effect op de productie van zaadcellen en op de kwaliteit ervan. Hierdoor kan het aantal zaadcellen in het sperma afnemen en wordt hun beweeglijkheid aangetast. Onvruchtbaarheid staat los van impotentie.
Indien het sperma voor aanvang van de behandeling van goede kwaliteit is, is het mogelijk om sperma in te vriezen om later bij kinderwens (en gebleken onvruchtbaarheid) dit te kunnen gebruiken voor het tot stand brengen van een zwangerschap. Het invriezen van sperma gebeurt voorafgaand aan de start van de behandeling.
Het is ingrijpend om door chemotherapie mogelijk onvruchtbaar te worden. Het is daarom belangrijk uw vragen of onzekerheden over dit onderwerp te bespreken met uw internist-oncoloog of oncologieverpleegkundige.
Invloed op vruchtbaarheid (vrouw)
Chemotherapie kan u versneld, en dus op jongere leeftijd, in de overgang brengen. Sommige vrouwen hebben tijdens de behandeling een veranderde cyclus, maar menstruaties kunnen ook helemaal wegblijven. Na afronding van de chemotherapie kan de menstruele cyclus zich weer herstellen, maar de mogelijkheid bestaat ook dat u door de behandeling in de overgang bent gekomen en daarmee dus onvruchtbaar wordt.
Het risico op vervroegde overgang hangt af van uw leeftijd, de soort chemotherapie en de totale hoeveelheid ervan. Indien u een kinderwens heeft, is het belangrijk dat u dit voor start van de behandeling met uw internist-oncoloog of oncologieverpleegkundige bespreekt. In sommige situaties zijn er interventies die de kans op onvruchtbaarheid verkleinen. Mogelijk is een verwijzing naar de fertiliteitsafdeling zinvol.
Het is ingrijpend om door deze behandeling mogelijk onvruchtbaar te worden. Het is daarom belangrijk al uw vragen over dit onderwerp te bespreken met uw internist-oncoloog of oncologieverpleegkundige.
Invloed op de hartspierfunctie
Er bestaat een geringe kans dat als gevolg van de behandeling de hartspier minder goed gaat werken. Deze bijwerking kan ook nog jaren na het beëindigen van de behandeling optreden. Indien het optreedt, kunt u dat merken aan het vasthouden van vocht bij de enkels, soms gepaard gaande met kortademigheid. Indien u deze klachten ontwikkeld, zal onderzocht worden of deze klachten het gevolg zijn van een verminderde werking van de hartspier. Dergelijke klachten kunnen ook een andere oorzaak hebben.
Indien deze bijwerking optreedt, dan is deze met medicijnen te behandelen.