Patiënten informatie folder: kopie van: 14. BPIF Chemo IDC + oraal

Inhoud

Algemene inleiding

De informatie in dit document is bedoeld als aanvulling op de informatie die u al heeft gekregen van uw behandelend internist-oncoloog en de oncologieverpleegkundige. Het is bekend dat veel van de informatie die u tijdens de eerste gesprekken over uw ziekte en de behandeling krijgt verloren gaat, en dat de vragen over behandeling en mogelijk bijwerkingen meestal later komen. U kunt de informatie thuis rustig nalezen om u voor te bereiden op de behandeling die u gaat krijgen. Vragen kunt u stellen bij een volgend bezoek aan de polikliniek of via de uitgereikte telefoonnummers.

Wat is chemotherapie

Chemotherapie is de behandeling van kanker met medicijnen die de celdeling remmen of stoppen. Deze medicijnen heten ook wel cytostatica. Er zijn vele soorten chemotherapie. In de meeste gevallen wordt een combinatie van chemotherapeutische middelen toegediend via een infuus. Er zijn ook chemotherapeutische middelen in tabletvorm. De middelen worden gedurende een bepaalde periode en via een bepaald schema voorgeschreven. Chemotherapie wordt vaak gecombineerd met andere medicijnen die mogelijke bijwerkingen tegengaan.
Algemene informatie over chemotherapie kunt u lezen in de folder ‘chemotherapie’ van KWF kankerbestrijding, op chemotherapie (www.umcg.nl/-/chemotherapie) en op www.kanker.nl.

Behandelplan

[Hier behandelplan toevoegen]

Inname orale medicatie

Capecitabine

Neem de tabletten in volgens de door uw behandelend arts voorgeschreven dosering.

Cyclofosfamide

Neem de tabletten in volgens de door uw behandelend arts voorgeschreven dosering.

Etoposide

Neem de tabletten in volgens de door uw behandelend arts voorgeschreven dosering.

Lomustine

Neem de tabletten in volgens de door uw behandelend arts voorgeschreven dosering.

Inname lomustine bij voorkeur na het avondeten.

  1. Warme maaltijd
  2. Twee uur na de maaltijd neemt u de antimisselijkheid tablet in (ondansetron 1 keer 8 mg).
  3. Een uur na de ondansetron neemt u de tabletten lomustine met water in.

De eerste en tweede dag na inname van de lomustine neemt u in de morgen en avond een tablet ondansetron. Als u toch misselijk bent mag u extra tabletten tegen de misselijkheid gebruiken, namelijk metoclopramide (Primperan®) maximaal 3 keer op een dag.

Melfalan

Neem de tabletten in volgens de door uw behandelend arts voorgeschreven dosering.

Procarbazine

Neem de tabletten in volgens de door uw behandelend arts voorgeschreven dosering.

Temozolomide

Inname temozolomide capsules:

Neem de tabletten in volgens de door uw behandelend arts voorgeschreven dosering.

Zie voorbeeld:

Inname Temozolomide s morgens:

  1. Ondansetron (met ontbijt en evt. andere medicatie)
  2. Een uur niet eten en drinken (water mag wel)
  3. Temozolomide
  4. Een uur niet eten en drinken (water mag wel)
  5. Hierna eten en drinken zoals u gewend bent

Wanneer altijd bellen

Koorts

Misselijkheid en braken

Diarree

Obstipatie/Verstopping van de ontlasting

Andere situaties waarin u direct moet bellen

Bereikbaarheid afdeling

Levensbedreigende situatie: bel 1-1-2.

Spoedsituatie: situaties die niet kunnen wachten (ook niet tot de volgende ochtend of tot na het weekend), zie kopje ‘Wanneer altijd bellen’

Tijdens kantoortijden (8.30-16.30 uur, maandag t/m vrijdag) belt u met één van de oncologie verpleegkundigen via het algemene ziekenhuis nummer: 050-3616161.

Buiten kantoortijden belt u met de verpleegafdeling Medische Oncologie (D2VA) via 050-3614436 (bij geen gehoor: 050-3614435). U krijgt een oncologie verpleegkundige te spreken die zo nodig de dienstdoend internist-oncoloog inschakelt. U wordt daarna zo spoedig mogelijk terug gebeld. Dit is niet bedoeld voor vragen over bijvoorbeeld afspraken of herhaalrecepten.

Niet spoed: voor situaties die niet kunnen wachten tot het volgende polikliniek bezoek, belt u tijdens kantoortijden met één van de oncologie verpleegkundigen via het algemene ziekenhuis nummer: 050-3616161. Vraag naar de oncologie verpleegkundige die u het beste kent (of de vervanger). De oncologie verpleegkundige beoordeelt of de vraag direct beantwoord kan worden of dat overleg met de internist-oncoloog nodig is. In het laatste geval krijgt u zo snel mogelijk bericht terug. Soms krijgt u het advies eerst contact met de huisarts op te nemen.

Via e-mail worden geen vragen beantwoord. We beschouwen dit als medisch niet veilig en het mag niet van de overheid (Algemene Verordening Gegevensbescherming, 2018).

Leefregels en algemene adviezen

Leefregels op de afdeling of het dagcentrum tijdens chemotherapie

Tijdens uw behandeling met chemotherapie op de afdeling of het dagcentrum gelden er een aantal leefregels om anderen tegen deze stoffen te beschermen. Deze leefregels hebben voornamelijk te maken met de omgang met urine, ontlasting en braaksel. Zie ook de folder leefregels op de afdeling tijdens en na chemotherapie. U krijgt deze folder van uw verpleegkundige op de afdeling.

Algemene adviezen voor thuis

Chemotherapieresten en –afbraakproducten worden afgevoerd via urine, ontlasting, braaksel, speeksel, zweet en sperma.
Tot zeven dagen na de laatste gift van iedere chemotherapiekuur (per infuus of tablet) zijn er nog aanzienlijke hoeveelheden van deze afbraakresten in het lichaam aanwezig.

Lichamelijk contact

Normaal menselijk contact zoals een hand geven, knuffelen en zoenen levert geen risico op voor personen uit uw omgeving. Wel dient u er rekening mee te houden dat als u meer intiem contact heeft, chemotherapie via speeksel, sperma en ander lichaamsvocht wordt uitgescheiden. Bij het zoenen raden wij aan dat er geen contact via speeksel plaatsvindt.

Tijdens de behandeling blijft geslachtsgemeenschap mogelijk. Als gevolg van de bijwerkingen kunt u echter minder zin of geen zin hebben in vrijen of geslachtsgemeenschap.

Het is belangrijk om tijdens de behandeling tot 1 maand na de laatste kuur een condoom te gebruiken tijdens het vrijen. Dit is om de partner niet bloot te stellen aan eventuele schadelijke effecten van de medicijnen die zich in alle lichaamsvloeistoffen kunnen bevinden. De meeste anti-kanker behandelingen hebben schadelijke effecten op een ongeboren kind. Ook om deze reden is het advies te zorgen voor goede anticonceptie. Wij adviseren de anticonceptie tot minstens een jaar na het stoppen van de chemotherapie te gebruiken.

Urine en ontlasting

Braaksel

Persoonlijke hygiëne

Kanker en voeding

Goede voeding en een stabiel lichaamsgewicht zijn belangrijk. Het vergroot de mogelijkheid om een behandeling te doorstaan en ervan te herstellen.
Goede voeding is gevarieerd en bevat:

De oncoloog of de oncologieverpleegkundige zal u naar een diëtist verwijzen als u een grote kans op voedings- of gewichtsproblemen heeft. Als u zelf vragen heeft over voeding kunt u deze altijd stellen aan uw arts of verpleegkundige.

Neem geen supplementen met visolie vanaf 24 uur vóór tot en met 24 uur ná de toediening van de specifieke middelen Irinotecan, Carboplatine, Cisplatine en Oxaliplatine. Als u nog andere supplementen gebruikt vragen wij u dit ook te bespreken met uw oncoloog of oncologieverpleegkundige. Er kan dan worden uitgezocht of dit eventueel schadelijk is in combinatie met chemotherapie of andere medicijnen vanwege kanker.
Voor meer informatie zie www.kanker.nl of www.voedingenkankerinfo.nl

Mondzorg

Door de chemotherapie kunt u last krijgen van een droge- of pijnlijke mond. In de mond kunnen blaren ontstaan, waardoor het eten pijnlijker kan worden.
Een goede mondzorg kan deze klachten voorkomen. Hiervoor adviseren wij u het volgende:

Pijnklachten/blaren in de mond bij chemotherapie

Tegen ontstoken slijmvlies door chemotherapie is niet zoveel te doen. Meldt deze klachten wel altijd bij uw oncoloog of oncologieverpleegkundige.
Wanneer u last hebt van de mond kunt u een paar keer per dag spoelen met een zout oplossing (1tl zout in 1L (lauw) water), of u kunt spoelen met kamillethee.
Voor meer adviezen verwijzen we u naar de folder ‘mondzorg bij chemotherapie’, die uw oncologieverpleegkundige u verstrekt heeft.

Kanker en werk

Aan het werk blijven of het werk weer oppakken na een periode van afwezigheid kan ten goede komen aan uw welbevinden en herstel. Werk kan, naast een inkomen, afleiding en houvast bieden: de aandacht gaat even niet uit naar de ziekte, maar naar andere zaken. Ook vinden veel mensen het sociale contact met collega’s prettig.
De mate waarin mensen wel of niet kunnen werken tijdens en na de behandeling is afhankelijk van verschillende factoren. Indien uw ziekte, de bijwerkingen van de behandeling, en de soort werkzaamheden die u doet het toelaten, raden wij u aan om (voor een deel) aan het werk te blijven tijdens de behandeling. Hiervoor zijn geen algemene adviezen te geven. Bespreekt u daarom uw persoonlijke situatie met de oncoloog of oncologieverpleegkundige.
Er zijn wel algemene tips en adviezen over het onderhouden van contact met uw werkgever, overleg met uw bedrijfsarts, en wetgeving. Deze informatie kunt u bijvoorbeeld vinden op de website www.kanker.nl , www.kankerenwerk.nl of in de folder “Wat en hoe bij Kanker en Werk. Handleiding voor mensen die kanker hebben (gehad)” (te verkrijgen via de oncologieverpleegkundige of in het Informatiecentrum Oncologie).

Kanker en bewegen

Kanker en de behandeling daarvan hebben een grote impact op uw lichamelijke en geestelijke welzijn. Wetenschappelijk onderzoek leert dat regelmatig bewegen na de behandeling een belangrijke bijdrage kan leveren aan het opbouwen van de conditie en aan het herstel. Ook beweging tijdens de behandeling kan een positieve invloed hebben. Bewegen tijdens een behandeling vanwege kanker is meestal veilig. Vraag uw internist-oncoloog of oncologieverpleegkundige advies over bewegingsactiviteiten die in uw situatie geschikt zijn en neem contact met hen op als u meer dan “normale” klachten ondervindt ten gevolge van het bewegen.

Alcohol gebruik tijdens uw behandeling

Alcohol kan invloed hebben op de medicijnen waarmee kanker behandeld wordt. Overleg dit met uw oncoloog of oncologieverpleegkundige.

Autorijden

Medicijnen en algemene klachten zoals vermoeidheid of concentratieproblemen kunnen invloed hebben op uw rijvaardigheid. Bespreek dit  met uw oncoloog of oncologieverpleegkundige. Na de eerste behandeling wordt sowieso afgeraden om zelf auto te rijden.

Bijwerkingen chemotherapie

Uw behandeling heeft niet alleen invloed op kankercellen, maar ook op gezonde cellen in het lichaam. Bij het opstellen van deze lijst is gestreefd naar een volledige weergave van alle bijwerkingen die bij uw behandeling op kunnen treden, maar dit houdt niet in dat alle genoemde bijwerkingen zich ook daadwerkelijk zullen voordoen. Het uitblijven van bijwerkingen wil niet zeggen dat de behandeling niet aanslaat. De volgorde waarin de bijwerkingen vermeld staan is willekeurig.

Haaruitval (grote kans op)

De behandeling die u krijgt veroorzaakt haaruitval. Niet alleen uw hoofdhaar, maar ook uw wenkbrauwen, wimpers, oksel-, lichaams- en schaamharen kunnen uitvallen. U kunt zelf niets doen om de haaruitval te voorkomen. In de meeste gevallen is de haaruitval tijdelijk.
Haaruitval begint meestal enkele weken na toediening van de eerste kuur. Voorafgaand aan de haaruitval kan een gevoelige of pijnlijke hoofdhuid optreden. Het kan prettig zijn om een hoofddeksel te dragen, omdat u via een kale hoofdhuid veel warmte verliest. Als u een pruik wilt bestellen, kunt u dat het beste doen vóór u haaruitval heeft. Dan kan de kapper de pruik goed afstemmen op uw eigen kleur en model. De oncologieverpleegkundige kan u adviseren  en indien nodig de machtiging voor de pruik geven. Na  de laatste kuur begint uw haar na ongeveer een maand weer te groeien. Meestal is er na enkele maanden weer een goed herstel van de haargroei. Wanneer uw haar weer aangroeit kan het, vaak tijdelijk,  anders zijn dan uw oorspronkelijke haar. Bij sommige soorten chemotherapie kan haaruitval beperkt worden door hoofdhuidkoeling, u krijgt hier indien mogelijk extra informatie over.

Haaruitval (geringe kans op)

De behandeling die u krijgt kan haaruitval veroorzaken. Uit ervaring weten we dat bij deze behandeling de meeste patiënten geen haaruitval krijgen. Valt uw haar toch uit, meld dit aan de oncologieverpleegkundige, zodat zij de adviezen met u kan bespreken.

Oorsuizen en/of verminderd gehoor

Er kan hoge tonen doofheid en oorsuizen optreden. Soms is alleen het horen in gezelschap moeilijker. Met behulp van een audiogram (gehooronderzoek) kunnen eventuele tekenen van gehoorverlies worden vastgesteld. U kunt zelf niets doen om deze klachten te voorkomen. Klachten van oorsuizen gaan meestal vanzelf over. Doofheid echter niet. Als u klachten heeft aan uw gehoor is het van belang om dit bij opname op de verpleegafdeling of tijdens een controle op de polikliniek te melden aan uw internist-oncoloog of oncologieverpleegkundige.

Misselijkheid en braken

Misselijkheid en braken wordt veroorzaakt door de invloed van de behandeling op het maagdarmkanaal en/of door stimulatie van het braakcentrum in de hersenen. De mate waarin misselijkheid voorkomt, verschilt van persoon tot persoon, zelfs bij dezelfde kuur. Misselijkheid en braken kunnen direct na de toediening optreden en aanhouden tot enkele dagen na de kuur. Er zijn goede medicijnen waarmee dit kan worden voorkomen of verminderd. In het ziekenhuis krijgt u die toegediend via het infuus of per tablet. Voor thuis krijgt u van de internist-oncoloog een recept mee, voor medicijnen tegen de misselijkheid. Het is belangrijk dat u deze medicijnen volgens voorschrift gebruikt.

Adviezen bij misselijkheid:

Meer informatie over voeding kunt u lezen in de folder ‘Voeding bij kanker’ van KWF Kankerbestrijding.

Smaakverandering

Smaakverandering of smaakvermindering is in de meeste gevallen tijdelijk van aard. Eten dat u anders lekker vond smaakt nu niet meer en eten dat u normaal gesproken niet lekker vond smaakt u nu misschien juist wel. U kunt daarom wat met de voeding experimenteren om uit te vinden welke voeding het beste bij uw veranderde smaak past.

Invloed op de werking van het beenmerg

Door  minder aanmaak van nieuwe bloedcellen door het beenmerg kan  er een tekort ontstaan aan verschillende bloedcellen. Deze bloedcellen zijn: rode bloedcellen (erytrocyten), witte bloedcellen (leukocyten) en bloedplaatjes (trombocyten). Deze remming van de aanmaak van bloedcellen is tijdelijk van aard. U kunt zelf niets doen om dit te voorkomen of te veranderen. Wanneer het aantal rode bloedcellen of aantal bloedplaatjes te laag is, kan het nodig zijn dat u deze via een transfusie krijgt toegediend.

Een verminderd aantal rode bloedcellen geeft kans op bloedarmoede. Verschijnselen hiervan zijn onder andere vermoeidheid, kortademigheid en duizeligheid.

Een verminderd aantal witte bloedcellen geeft een verhoogde kans op infecties. Ongeveer tussen de tiende en de vijftiende dag na het starten van de kuur is het aantal leukocyten het laagst. Men noemt dit de dipperiode. U kunt niets doen om deze dipperiode tegen te gaan. Een infectie is te herkennen aan een temperatuur van 38,5ºC of hoger eventueel samen met koude rillingen. Ook een temperatuur rond 38°C gedurende langer dan 6 uur kan wijzen op een infectie.
U kunt de kans op infectie verkleinen door te zorgen voor een goede lichaamshygiëne, ga niet in de sauna of stoombad en controleer eventuele wondjes op ontstekingsverschijnselen.
Vermijd contact met mensen die bijvoorbeeld verkouden zijn.
Iedere dag de temperatuur meten is niet nodig. Meet de temperatuur onder de arm of met een oorthermometer. Door rectaal gebruik van de thermometer kan er beschadiging van slijmvlies optreden met bloeding tot gevolg.

Een verminderd aantal bloedplaatjes geeft een verhoogde kans op blauwe plekken, een bloedneus en bloedend tandvlees. Ook kan het bloedverlies tijdens de menstruatie heviger zijn dan u normaal gewend bent.

Diarree

Door de behandeling kunt u diarree krijgen. Diarree is een waterige dunne ontlasting meer dan vier keer per dag. De opname van vocht is dan verstoord door irritatie van het slijmvlies van de darm en een verandering in de stofwisseling van de dunne darm. Als u diarree heeft worden voedingsstoffen in de darmen minder goed opgenomen.

Klachten die hiermee gepaard kunnen gaan:

Advies:

Wanneer u last heeft van diarree is het belangrijk dat u veel drinkt om het vochtverlies aan te vullen. Bij de volgende klachten moet u contact opnemen met het ziekenhuis:

Obstipatie (harde ontlasting en/of verstopping)

Door de behandeling kunt u last krijgen van verstopping van de darmen. Klachten hierbij zijn:

Iedereen heeft een ander ontlastingspatroon. In verband met de behandeling die u krijgt, is het echter belangrijk dat uw ontlastingspatroon niet te veel gaat afwijken van het patroon dat u voor de behandeling had.

Advies:
Het is belangrijk dat u voldoende drink, vezels eet en beweegt. Als u 3 dagen geen ontlasting gehad heeft, moet u contact opnemen met het ziekenhuis. Dan kunnen er medicijnen voorgeschreven worden om dit te verhelpen.

Allergische reactie

Door de behandeling kunt u een allergische reactie krijgen. De medicijnen worden door het lichaam als een lichaamsvreemde stof gezien en hierdoor kan een allergische reactie ontstaan.

Een allergische reactie begint vaak met:

Later kunnen de volgende verschijnselen optreden:

Advies:
Wanneer u zich tijdens of direct na toediening van het infuus anders voelt dan normaal dan moet u dit direct melden aan uw arts of verpleegkundige.
Een allergische reactie treedt meestal op tijdens de toediening in het ziekenhuis en kan goed behandeld worden met aanvullende medicijnen. De klachten verdwijnen na behandeling snel.

Irritatie en/of ontsteking van het mondslijmvlies

Bij geïrriteerde slijmvliezen van de mond kunnen de klachten variëren van overgevoeligheid van het mondslijmvlies tot ontstekingen. Daarom is een goede mondverzorging erg belangrijk. Ondanks goede hygiëne kan het gebeuren dat u niet meer kunt poetsen door pijnlijke plekjes en blaartjes; neem dan contact op met het ziekenhuis.

Meer informatie kunt u lezen in de folder: Mondhygiëne bij chemotherapie

Invloed op de longfunctie door Bleomycine

Een zeldzame, maar ernstige, bijwerking van Bleomycine is dat er schade aan de longen kan ontstaan wat lijkt op een longontsteking.
Het inademen van rook van sigaretten kan deze bijwerking versterken. Als u rookt, wordt u dringend geadviseerd om te stoppen.  Als u hierbij hulp nodig heeft, bespreek dit dan met uw arts of verpleegkundige.
De kans dat deze bijwerking optreedt neemt ook toe als u zuurstof toegediend krijgt.  Vanaf een half jaar na de behandeling is de kans dat deze bijwerking optreedt bij toediening van zuurstof veel kleiner.
Het gebruik van perslucht zonder extra zuurstof (bijvoorbeeld bij duiken) verhoogd de kans op deze bijwerking niet.

Koorts op dag van toediening door Bleomycine

Door Bleomycine kan koorts ontstaan. U krijgt daarom voor de toediening 500 mg Naproxen. De koorts verdwijnt spontaan binnen 24 uur na de toediening.
Ter bestrijding van de koorts neemt u één keer 500 mg paracetamol in. Als de koorts niet daalt, mag u dit dezelfde dag nog één keer herhalen.
Wanneer de koorts na 24 uur nog niet is verdwenen, moet u contact opnemen met het ziekenhuis.

Vermoeidheid/verminderde energie

U kunt merken dat u tijdens de behandeling minder energie heeft, sneller vermoeid raakt en emotioneel kunt zijn. Houd hier rekening mee in uw dagelijks leven; neem voldoende tijd om te rusten, maar probeer rust wel af te wisselen met activiteiten. Dagelijkse activiteiten kunt u gewoon blijven doen, misschien moet u het tempo wat aanpassen.

Invloed op de nierfunctie

Er kan een beschadiging aan het nierweefsel ontstaan waardoor de functie van de nieren achteruit gaat. Om uw nieren zoveel mogelijk te beschermen krijgt u tijdens de behandeling veel vocht toegediend via het infuus. Het is ook erg belangrijk dat u thuis voldoende drinkt. Dit betekent minimaal 2 liter drinken per dag, ongeveer 14 glazen.

Huidreactie op handpalmen en voetzolen

U kunt klachten krijgen aan handpalmen en/of voetzolen. Dit is een huidreactie die over het hele lichaam voor kan komen, maar meestal aan de handen en voeten optreedt.
De meest voorkomende klachten zijn:

Bij deze verschijnselen moet u contact opnemen met het ziekenhuis.

Verkleuring van huid en nagels

Verkleuring van de huid en nagels uit zich in:

Adviezen:

Invloed op seksualiteit

Ook tijdens de chemotherapie blijft geslachtsgemeenschap mogelijk. Als gevolg van ziekte of behandeling kunt u minder of geen zin hebben in vrijen of geslachtsgemeenschap. Het is belangrijk dat u uw wensen en verwachtingen op dit gebied bespreekt met uw partner. Bij vragen op dit gebied kunt u terecht bij de internist-oncoloog of oncologieverpleegkundige.

Meer informatie over seksualiteit kunt u lezen in de folder ‘Kanker en seksualiteit’ van KWF Kankerbestrijding. Zie ook: https://www.kanker.nl/bibliotheek/seksualiteit/gevolgen/669-seksualiteit  voor aanvullende informatie.

Invloed op vruchtbaarheid (man)

Chemotherapie kan verminderde vruchtbaarheid of onvruchtbaarheid tot gevolg hebben.  Het heeft effect op de productie van zaadcellen en op de kwaliteit ervan. Hierdoor kan het aantal zaadcellen in het sperma afnemen en wordt hun beweeglijkheid aangetast. Onvruchtbaarheid staat los van impotentie.

Indien het sperma voor aanvang van de behandeling van goede kwaliteit is, is het mogelijk om sperma in te vriezen om later bij kinderwens (en gebleken onvruchtbaarheid) dit te kunnen gebruiken voor het tot stand brengen van een zwangerschap. Het invriezen van sperma gebeurt voorafgaand aan de start van de behandeling.

Het is ingrijpend om door chemotherapie mogelijk onvruchtbaar te worden. Het is daarom belangrijk uw vragen of onzekerheden over dit onderwerp te bespreken met uw internist-oncoloog of oncologieverpleegkundige.

Invloed op vruchtbaarheid (vrouw)

Chemotherapie kan u versneld, en dus op jongere leeftijd, in de overgang brengen. Sommige vrouwen hebben tijdens de behandeling een veranderde cyclus, maar menstruaties kunnen ook helemaal wegblijven. Na afronding van de chemotherapie  kan de menstruele cyclus zich weer herstellen, maar de mogelijkheid bestaat ook dat u door de behandeling in de overgang bent gekomen en daarmee dus onvruchtbaar wordt.

Het risico op vervroegde overgang hangt af van uw leeftijd, de soort chemotherapie en de totale hoeveelheid ervan. Indien u een kinderwens heeft, is het belangrijk dat u dit voor start van de behandeling met uw internist-oncoloog of oncologieverpleegkundige bespreekt. In sommige situaties zijn er interventies die de kans op onvruchtbaarheid verkleinen. Mogelijk is een verwijzing naar de fertiliteitsafdeling zinvol.

Het is ingrijpend om door deze behandeling mogelijk onvruchtbaar te worden. Het is daarom belangrijk al uw vragen over dit onderwerp te bespreken met uw internist-oncoloog  of oncologieverpleegkundige.

Invloed op de hartspierfunctie

Er bestaat een geringe kans dat als gevolg van de behandeling de hartspier minder goed gaat werken. Deze bijwerking kan ook nog jaren na het beëindigen van de behandeling optreden. Indien het optreedt, kunt u dat merken aan het vasthouden van vocht bij de enkels, soms gepaard gaande met kortademigheid. Indien u deze klachten ontwikkeld, zal onderzocht worden of deze klachten het gevolg zijn van een verminderde werking van de hartspier. Dergelijke klachten kunnen ook een andere oorzaak hebben.
Indien deze bijwerking optreedt, dan is deze met medicijnen te behandelen.

Effecten op hart en bloedvaten

Tijdens en na de behandeling kan er witte verkleuring van de vingers optreden door irritatie van kleine bloedvaatjes. Dit treedt met name op in de kou (wintervingers of wintertenen; Raynaud). In uitzonderlijke gevallen kan er een hartinfarct of beroerte optreden.

Late effecten

Jaren na de behandeling kan er een verhoogd risico kan ontstaan op het ontwikkelen van hart- en vaatziekten en op het ontwikkelen van risicofactoren voor het krijgen van hart- en vaatziekten. Het is niet duidelijk bij wie dit optreedt en waarom dit risico verhoogd is. Tijdens de controlebezoeken na de behandeling zult u regelmatig worden gecontroleerd op de aanwezigheid van eventuele risicofactoren voor hart- en vaatziekten en zal indien nodig een behandeladvies worden gegeven. Om het risico op hart- en vaatziekten te verminderen is het belangrijk om gezond te eten, voldoende te bewegen en niet te roken.
Patiënten die met chemotherapie en/of radiotherapie behandeld zijn geweest, hebben een gering verhoogde kans op het ontwikkelen van een tweede vorm van kanker. Indien dit ontstaat, dan is dat vaak jaren na de behandeling en kan het verschillende vormen betreffen. Tegen het ontstaan hiervan zijn geen speciale voorzorgen te nemen.

Tintelingen en doof gevoel in vingertoppen en tenen/kou gerelateerde klachten

Als gevolg van de behandeling kunt u last krijgen van tintelingen en/of een doof gevoel in vingers en tenen. Dit is het gevolg van irritatie van zenuwuiteinden. Tussen de kuren door verbetert dit vaak weer. Bij de volgende kuur wordt gevraagd of het helemaal hersteld is. Indien u nog klachten van tintelingen of een doof gevoel heeft bij start van de volgende kuur dan kan dit een reden zijn om de dosis te verminderen of zelfs helemaal te stoppen. De tintelingen kunnen verergeren door blootstelling aan koude. Deze klachten kunnen ook na de behandeling blijven bestaan.

 

Koorts op dag van toediening door Irinotecan

Door Irinotecan kan koorts ontstaan. De koorts verdwijnt spontaan binnen 24 uur na de toediening. Ter bestrijding van de koorts neemt u één keer 500 mg Paracetamol in. Als de koorts niet daalt, mag u dit dezelfde dag nog één maal herhalen. Wanneer de koorts na 24 uur nog niet is verdwenen, moet u contact opnemen met het ziekenhuis.

Invloed op de spieren (rhabdomyolyse)

Als gevolg van de chemotherapie kan er in zeldzame gevallen spiercelverval optreden. Dit spierweefsel bevindt zich alleen in skeletspieren, de spieren die ervoor zorgen dat het skelet kan bewegen. Naast het optreden van roodbruine urine is het optreden van spierpijn en spierkrampen daarom een belangrijke aanwijzing voor een vermoeden op rhabdomyolyse. Andere symptomen zijn: verwardheid, verhoging, weinig plassen en misselijkheid. Indien u klachten krijgt die hierbij passen dient u direct contact met het ziekenhuis op te nemen. Aanvullend onderzoek zal uit kunnen wijzen of er inderdaad sprake is van rhabdomyolyse.

Transpireren

Door de behandeling kunt u last krijgen van overmatig transpireren (zweten).

Advies:

Cholinergisch syndroom bij Irinotecan

Bij toediening van Irinotecan kunt u klachten krijgen van diarree (acute en late vorm) en speekselvloed.
De acute vorm van diarree ontstaat binnen 24 uur na toediening en gaat gepaard met heftige buikkrampen en transpireren.
De late vorm van diarree ontstaat langer dan 24 uur na toediening van Irinotecan.

Klachten die hiermee gepaard kunnen gaan:

Behandeling van diarree

U moet thuis starten met Loperamide. U heeft hiervoor een recept meegekregen.
Na de eerste diarree is het advies twee tabletten in te nemen, na elke volgende diarree 1 tablet tot een maximum van 8 tabletten op een dag.
Indien na starten van Loperamide de diarree niet binnen 24 uur afneemt, moet u contact met het ziekenhuis opnemen.  

Door de diarree is opname van vocht verstoord door irritatie van het slijmvlies van de darm en een verandering in de stofwisseling van de dunne darm. Als u diarree heeft worden voedingsstoffen in de darmen minder goed opgenomen.
Het is belangrijk dat u veel drinkt om het vochtverlies aan te vullen.

Bij de volgende klachten moet u ook contact opnemen met het ziekenhuis:

Acuut optredende speekselvloed door Irinotecan

Tijdens toediening van de Irinotecan, kan er een verhoogde speekselproductie ontstaan. Dit wordt ook wel speekselvloed genoemd. Ook kunt u hierbij last krijgen van tranende ogen, duizeligheid, transpireren en buikkrampen. Wanneer dit optreedt, dient u de verpleegkundige te waarschuwen. Het is goed te behandelen met medicijnen.

Longontsteking (PJP)

Een zeldzame bijwerking van deze chemotherapie is het krijgen van een bijzondere soort longontsteking, de Pneumocystis Jiroveci Pneumonie (PJP). Het is een bijzondere soort, omdat het veroorzaakt wordt door een schimmel waarvan u normaal niet ziek wordt. Door de chemotherapie, soms in combinatie met het gebruik van dexamethason, kan uw weerstand worden aangetast, waardoor u mogelijk gevoelig bent voor dit type longontsteking.
De symptomen van de longontsteking zijn hoesten, kortademigheid en koorts. Als u deze klachten heeft moet u contact opnemen met het ziekenhuis.

Vasthouden van vocht

Dit vocht kan zich bij de enkels ophopen, ook wel enkeloedeem genoemd. Een enkele keer treedt er vocht ophoping op in de buik. U kunt dit zelf merken doordat uw buik in omvang toeneemt. Mocht dit het geval zijn, neem dan contact op met het ziekenhuis. Uw behandelend arts zal u zo nodig plasmedicatie voorschrijven.

Irritatie en/of ontsteking van het slijmvlies in de mond/keelholte bij chemoradiotherapie

U kunt klachten krijgen variërend van overgevoeligheid van het slijmvlies in mond en keel tot ontstekingen. Daarom is een goede mondverzorging erg belangrijk. Tijdens de behandeling wordt u regelmatig gecontroleerd door de mondhygiëniste via de afdeling radiotherapie. Zij geeft u adviezen over mondverzorging. Als u pijn in de mond krijgt moet u dit aan uw internist-oncoloog, radiotherapeut of oncologieverpleegkundige melden. Tijdens de bestralingsperiode is behandeling met pijnstillers vaak tijdelijk noodzakelijk.

Toename gewicht

Het gewicht kan toenemen door een verandering in de stofwisseling van het lichaam waardoor vet makkelijker wordt opgeslagen. Ook kan het lichaam meer vocht gaan vasthouden. Indien dit optreedt kunt u overleggen met de oncologieverpleegkundige of internist-oncoloog.

Verhoogde kans op trombose

Trombose is een aandoening waarbij er bloedstolsels worden gevormd in de bloedvaten. Dit kan in elke ader of slagader optreden, ook in een arm of been. Doordat het bloed niet goed kan wegstromen, wordt het lichaamsdeel dik, pijnlijk en rood. Wanneer dit ontstaat in de longen dan gaat dat vaak gepaard met pijn op de borst en kortademigheid. Wanneer deze klachten zich voordoen moet u direct contact opnemen met het ziekenhuis.

Verkleuren van de urine

Door de chemotherapie kan de urine rood verkleuren. De verkleuring is onschadelijk en verdwijnt enkele dagen na de toediening spontaan.
Als de verkleuring van de urine niet binnen 48 uur na de behandeling verdwijnt of als het plassen pijnlijk is dan is het van belang om contact op te nemen met het ziekenhuis.

Invloed op de leverfunctie

Door de behandeling kan de leverfunctie verstoord raken. Stoornissen van de leverfunctie zijn vaak te zien aan afwijkingen in het bloed. Daar zult u in eerste instantie niet veel van merken. Pas bij ernstige leverfunctiestoornissen kunt u klachten krijgen als vermoeidheid, malaise of u krijgt geelzucht.
Als er leverfunctiestoornissen optreden, kunnen die het verloop van de behandeling veranderen. U krijgt bijvoorbeeld een lagere dosis toegediend of de internist-oncoloog schrijft een ander middel voor.

Slapeloosheid

Door de behandeling kunt u last krijgen van slapeloosheid met als gevolg:

Adviezen:

Hoofdpijn

Hoofdpijn kan gepaard gaan met een overgevoeligheid voor prikkels als licht en geluid.

Adviezen:

Krachtsvermindering

Door de behandeling kan de kracht in uw armen en benen verminderen. U voelt zich slapper dan normaal. Krachtsverlies heeft ook invloed op uw evenwicht, uw uithoudingsvermogen en u kunt eerder vermoeid zijn dan normaal.

Adviezen:

Spierpijn, grieperig gevoel

Een grieperig gevoel uit zich in algehele malaise, spierpijn en pijn in de botten. Dit begint enige uren na de toediening van de medicijnen, houdt een paar dagen aan en verdwijnt meestal weer spontaan. De spierpijn treedt vooral op in de benen.

Advies:

Duizeligheid

Door de behandeling kunt u duizelig worden. U zult zich misschien licht in het hoofd voelen en/of een onvast gevoel in de benen hebben. U kunt de klachten verlichten of proberen te voorkomen door rustig op te staan of langzaam van houding te veranderen en niet plotseling te bewegen.

Jeuk

Jeuk is een gevoel van de huid waarbij u de drang heeft om te krabben of te wrijven.

Klachten door de jeuk kunnen zijn:

Advies:

QR-code

Scan de QR-code voor directe toegang tot deze pagina.

QR Code